Na de geboorte van zijn zoon, de Koning van Rome, besluit Napoleon om samen met de Keizerin aan het begin van de herfst van 1811 een zeer belangrijke reis te gaan maken. Hij wenst zich te richten – steeds met de bedoeling van een toekomstige expeditie tegen Engeland - op een van de havens van Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Holland. Maar de reis heeft nog een politieke bijbedoeling: hij wil Holland bezoeken, dat onlangs ingelijfd is.
Omdat hij voorziet dat de reis langs de kusten aardig zwaar is en veel energie vraagt – bezoek aan de havens, de kampementen, zeewerken en aan de vloot zelf – wil hij niet dat zijn vrouw hem volgt. Hij gebruikt de gezondheid van de Keizerin als voorwendsel, die, hoewel ze prima is, de Keizerin voortdurend zorg gaf als ze korter of langer van de Keizer gescheiden was. In werkelijkheid wilde hij zich geheel concentreren op zijn keizerlijke inspecties.
Hij besloot te bezoeken: de fortificaties van Montreuil, de troepen, die nog in het kamp van Boulogne waren, de vloot in het Nauw van Calais, Furnes, Duinkerken, Oostende, Breskens, Cadzand, het eskader dat voor Vlissingen kruiste, de stad die in 1809 door de Engelsen was aangevallen en het eiland Walcheren, dat zij bezet hadden en waar zij zich inscheepten om Antwerpen te veroveren, waarvan hij juist zo’n geweldige haven had gemaakt.
Hij wilde daar Marie-Louise ontmoeten, die in korte dagtrajecten in overeenstemming met haar ‘delicate’ gezondheid, naar Brussel zou gaan en van daaruit naar Antwerpen.
Hij heeft met haar Holland bezocht, heeft haar enige tijd verlaten om Den Helder en Tessel te bezoeken, waar zich de rechtervleugel van de grote geplande sprong naar Engeland zich verzamelde.
Marie-Louise had geen bezwaren, zeker met het oog op haar ‘fragiele’ gezondheid, tegen deze eerste scheiding. Op 18 september 1811 schreef zij aan Mme de Crenneville: