. Arnold van Miet en Alex moet een engeltje zijn. Ik verlang al weder om hem te zien. Miet blijft nog al vrij nu, alhoewel zij mischien al wel naar een dogter verlangt. Ik mag mijn helaas nog niet flatteeren. Mijn ingewanden zijn gans niet sterk. Ik laboreer veelal aan diarees en neem nu en dan tot versterking hiervoor middelen. Dat is vast niet goed voor mijn en meschien wel eens oorzaak ik zwanger zijnde de boel weder om smijt (dit onder ons).
Jan en Daan zijn ook welvarende. De eerstgenoemde is reeds regt aardig in zijn huishoudinge ge-etabliseert en ondervind vrij wat meer gemakken als bij Pluim boven in de wolken.Wij hebben nog altijd de familledag tezamen. Wij zijn ook reeds eens bij hem geweest. Hij heef[t] alles regt goed in order.
Nu zal ik eens aan mijn belofte voldoen die ik, daar het reeds zo lang geleden is, met moeijte volbreng
maar uw niet weijgeren wil. Gij weet dan lieve meijd dat het geroep van de komst onser monarch niet gering
was. Alle de eerebogen en verdere vervaardigingen waren gemaakt, wanneer van tijd tot tijd die komst in
onze stad wierd verschoven. De maire zond veertig dagen te voren briefjes van invitatie rond op de fête die de stad zoude geven. De gevoelens waren verdeeld, egter was de groote menigte bepaald te gaan en wij de leveranciers van koper aan de marine bepaalden ons ook om te gaan. En ik liet een wit kreppe japonnetje maken met een randje van silver dat ik had en daarover een manteau de cour van wit levantine ook met een silver randje. Dan liet ik in der haast een tulband maken. Edog daar Haserdonk uit de stad was moest ik mijn idé‚ selven opgeven aan de winkeldogter die het ook goed ten uitvoer bragt.
De maire en prefect (Suurmond en Zuijlen van Nieveld) lieten veele dames onderhands vragen of zij ook aan de keijzerin gepresenteerd wilden zijn. Veelen bedankten daarvoor, velen hadden daar lust in. Ik was van de eersten en maakte dus maar een pak.
Eijndelijk was het gezegt dat hunne majesteiten in 's Hage waren, spoedig hier dus. Den andere dag was men hun wagtende. Het Gemene-landshuis was in orde gemaakt, het hek daarvoor weggebroken en alle de huisen op den dijk daar men uit het GemeeneLands op zag waaren met groene bomen bedekt so dat de menschen haast niet sien konden in hun huisen. Wij waren bij Gijsing de leerkoper op de Korte Hoogstraat Gevraagd om de treijn te zien binnen komen en om 11 uuren zouden wij daar heen gaan wanneer reeds m half elf uuren de klokken begonnen te luiden en men de vorsten reeds op de Schie ,waar de regering hun de sleutels der stad aanbood, zag naderen. Wij met de twee kinderen spoeden ons so veel mogelijk het huis uit maar konden reeds niet meer door het volk bij het huis van Perk de apotheker en konden niet dan met moeijte een plaatse op een zolder bij de koperslager Fasen krijgen alwaar wij eenige minuten slegts waren of er arriveerde reeds 6 koetsen met 6 paarden alwaar de zilvre en goude torren, heeren en dames van het hof, uitstapten. Alles wierd geschikt, gejaagd, geplaatst. Het eene was na hun sin het andere niet. De guarde d'honeur vlogen als malle menschen, arangeerden sig eijndelijk en een geroep anonceerde de komst van onse vorsten. die wij extra duidelijk uit de koets de trappen op zagen gaan de keyser had een groene rok aan en een ster op zijn borst was het enige wat hem distingeerde van de hovelingen die allen zo mooij als poe waren.