De Keizerin zat in een glazen koets, een erewacht er omheen. De Keizer was te paard, omgeven door een schitterende hofhouding, hij kreeg een uitbundige ontvangst van alle toeschouwers, die tijdens zijn passage langs de weg stonden om hem te zien. De belangrijkste mannen van de stad, handelaren en anderen, waren verbaasd te zien dat de Keizer elk in zijn eigen taal aansprak, uitstekend op de hoogte bleek te zijn van hun belangstellingen, hun bezigheden en in het geheel niet vreemd stond tegenover de details, die zij vertelden om hem te behagen. Gedurende de gehele tijd dat de Keizer en de Keizerin in Amsterdam verbleven, waren er steeds feesten en uitstapjes. Tijdens de afwezigheid van de Keizer, die naar Tessel was gegaan, zou de Keizerin Broek-in-Waterland bezoeken, waarvan de straten zo mooi met mozaïek belegd zijn en zo nauw zijn dat rijtuigen elkaar niet kunnen passeren. Voor Hare Majesteit werd een uitzondering gemaakt toen zij het huis van de burgemeester betrad; men liet haar binnen komen door de deur, die slechts geopend werd bij huwelijk, dood en dopen. De Keizer ging naar Zaandam om daar het huisje te bezoeken, dat door Peter de Grote bewoond was geweest, toen hij het vak van scheepsbouwer leerde. Tijdens deze reis waren de Keizer en de Keizerin samen op een jacht. De Keizer ging naar de roerganger, stelde hem verscheidene vragen en vroeg hem of deze boot hem beviel. ‘Helemaal niet’, gaf deze hem ten antwoord, ‘als hij van mij was, was ik veel gelukkiger.’ ‘Welnu, ik geef hem je’, zei de Keizer tegen hem. De man reageerde met een ongelooflijke glimlach. Hij geloofde niet dat de Keizer weg kon geven, wat niet van hem was en hij bedankte hem ook consequent niet. Maar toen grootmaarschalk Duroc hem ’s avonds liet komen en hem eigenaar noemde van deze boot en hem de afrekening met de vorige eigenaar liet zien, ‘was de vreugde van deze man’, zo zei Duroc, ‘buitengewoon en juist daarom, omdat hij gedacht had dat ik me ten koste van hem had vermaakt. ‘’Ik geloof’, zei de Keizer, ‘dat dit me wel 6000 francs heeft gekost. Dit om het fortuin en het geluk van een goed en eenvoudig mens op gang te brengen.’ De Keizer deed niet veel van dit soort dingen, want een soeverein, zei hij, moet niet te goed zijn. De massa’s, die zich in jou herkennen, letten hierop, zij verwachten dat zij op een onverwacht moment ook zo worden behandeld. Deze reis verliep schitterend, er kwamen Franse acteurs, die opvoeringen gaven. Koning Lodewijk had in deze stad [Amsterdam] negatieve gevoelens achter gelaten, wat echter niet verhinderde, dat overal waar de Keizer zich vertoonde, een enthousiast onthaal klonk.