15.00u. op het achterdek. Thuis las ik over de boer Beats, die na bedreiging door
Hudson Lowe werd weggestuurd. In de begintijd(1673) werd het eiland door de Engelse
koning Charles II via een acte van eigendom geschonken aan de Engelse Oostindische
Compagnie. Deze stelde een gouverneur aan. Hij en zijn opvolgers bepaalden alles.
‘In de begintijd was de gouverneur verantwoordelijk voor zo’n zeventig mannen en
vrouwen uit Engeland en twee dozijn zwarte slaven uit Madagaskar. De Engelse kolonisten
waren mensen, die geld noch goed bezaten en het was pure wanhoop, die hen er toe
had gebracht de zeereis te aanvaarden naar een plek, waarover ze niets wisten. Er
was hun verteld dat Sint-Helena een lusthof was en ook dat elke man, die er naar
toe ging, acht hectare land, twee koeien, zaden, planten, fokvee en de beschikking
over slaven zou krijgen. Verder voldoende levensmiddelen voor de eerste negen maanden
voor het hele gezin. Kolonisten, die er voor kozen aan de oostkant van het eiland
te gaan wonen, pal op de passaatwinden, werd als extra een dubbele portie land geboden,
maar zodra de mensen dat gebied hadden bekeken, bleven ze meestal ver uit de buurt.
Hoewel enkele kolonisten er in slaagden rijk te worden, bleef het merendeel erg arm
en was hun positie weinig beter dan die van pachters. Een van de vrouwen kreeg dertig
zweepslagen op haar naakte lichaam, omdat ze een scheepskapitein had belasterd en
een andere vrouw moest een boete van een shilling betalen, omdat ze op zondag het
eiland had vervloekt. Gevangenisstraf en de zweep werden regelmatig toegepast, waarbij
de slaven onder de kolonisten stonden en die weer onder de ambtenaren van de Compagnie.
Als een man niet hard genoeg werkte op zijn eigen land, werd dat land geconfisceerd
en werd hij met lege handen naar Engeland terug gestuurd.’(uit: Het laatste Eiland
van de keizer, Julia Blackburn, 1992, pag. 35-35.)
Nu begin ik daarvan iets te begrijpen.