NAPOLEON
reist door Holland

27 april tot 1 juni 1810


deel 1. deel 2. deel 3. deel 4. deel 5. deel 6. deel 7. deel 8. deel 9. deel 10. deel 11. Over mij.

alle websites van Roel Vos

www.roelkvos.nl

Op Maandag den 13e was de afreis van H.H. M.M. vroegtijdig bepaald, daar zij zich over Rammekens naar Zuid-Beverland zouden begeven. Bij hun ver­trek bood het stedelijk Bestuur met den Burgemeester aan het hoofd buiten de stadspoort zijn hulde en gelukwenschen aan den Keizer, die hem zijn tevredenheid betuigde over "het gedrag zoo van het Bestuur als van de inge­zetenen in het algemeen."
In het gezelschap van H.H. M.M. bevonden zich Jérôme Napoleon en zijne gemalin, twee hofdames, vier opperofficieren en een mameluk, welk gevolg zich per sloep begaf naar den hoek van het eiland Zuid-Beverland, alwaar zij bij de Noorder Nol overkwamen.
Het weer was vrij onstuimig en daar het laag water was zoo moest de stoet met behulp van boeren over de slikken en greppels geholpen worden.
Op de landingsplaats de Zuid-Kraayert polder, werd het hooge gezelschap opgewacht door eene met acht en eene met vier paarden bespannen koets, benevens honderd ruiters.
In dezen polder hadden de Franschen, na de terugtocht der Engelschen naar Walcheren in het vorige jaar zoo dikwijls doch vruchteloos getracht de vijan­delijke schepen uit het vaarwater het Sloe te verjagen. 1).
Napoleon verzuimde dan ook niet deze plaats in oogenschouw te nemen. Zoodra hij aan wal was begaf hij zich langs den zeedijk naar de aldaar gele­gen met 10 stukken bewapende batterij No. I, stampvoetende van toorn dat zijne reuzenkrachten door een zoo smal water gestuit waren.
Van deze batterij begaf hij zich naar de nabij gelegen hofstede van Klaas Hondert, alwaar zich ook het stedelijk Bestuur van Goes bevond en een gehoor verkreeg.

1) Het was de eerste maal dat in Engeland voor eene dergelijke onderneming zulke voorbe­reidselen op ruime schaal werden getroffen als in 1809: 37 linieschepen, 30 fregatten en 84 kleine oorlogsvaartuigen werden gereed gemaakt tot het begeleiden van ongeveer 150 trans­portschepen voor 38000 man landingstroepen en 144 stukken belegeringsgeschut. Het opper­bevel over deze expeditie voerde Lord Chatham, een oudere broeder van William Pitt. Men noemde in Engeland Lord Chatham om zijn bekende langzaamheid "the late Lord Chatham."