NAPOLEON
reist door Holland

27 april tot 1 juni 1810


deel 1. deel 2. deel 3. deel 4. deel 5. deel 6. deel 7. deel 8. deel 9. deel 10. deel 11. Over mij.

alle websites van Roel Vos

www.roelkvos.nl

De regeering begaf zich naar hare raadzaal, delibereerde over het voorgeval­lene en was overtuigd dat zij bij de komst der Engelschen "volgens eed en plicht gehandeld had en niet anders had kunnen doen, dan hetgeen gedaan was" 1).
Het kon wel aan geen twijfel onderhevig zijn of de Keizer was verkeerd inge­licht geworden, hetgeen voldoende was geweest om zijn geheele wezen in opstand te brengen. Engeland toch was nu eenmaal Napoleon's onverzoen­lijke vijand daar dit rijk hem op alle mogelijke wijze trachtte afbreuk te doen en waartegen hij niets vermocht, aangezien de Fransche vloot niet tegen de Engelsche was opgewassen. De stedelijke regeering van Middelburg aarzelde dan ook niet om zich rekenschap van de capitulatie te geven, waarom zij besloot een korte memorie ter verdediging van den Burgemeester nog dien zelfden avond Napoleon aan te bieden.
Het stuk werd naar de Abdij gezonden, doch kon echter niet worden aange­boden, daar de Keizer zich reeds ter ruste had begeven.
Den volgende dag vergaderde het stedelijk Bestuur al vroeg in den morgen en deed auditie vragen bij den Keizer, welke tegen 10 uur werd toegestaan. De regeering begaf zich toen en corps naar de Abdij en vond in de audien­tiezaal Napoleon van een schitterende hofstoet omringd.
Met waardigheid hield de Burgemeester tot den keizer een aanspraak die door Z.M. met aandacht werd aangehoord en beantwoord met zijne goede gezindheid jegens Zeeland, doch in welk antwoord tevens niet onduidelijk de vooringenomenheid doorstraalde den vorigen dag bij de aankomst door Z.M. aan dan dag gelegd.