NAPOLEON
reist door Holland

27 april tot 1 juni 1810


deel 1. deel 2. deel 3. deel 4. deel 5. deel 6. deel 7. deel 8. deel 9. deel 10. deel 11. Over mij.

alle websites van Roel Vos

www.roelkvos.nl

De Burgemeester nam daarop het woord en hield een korte doch welspre­kende redevoering, daarbij overgevende de bewuste memorie, die nog niet had kunnen overhandigd worden. Hetgeen de Heer Schorer sprak om zijn overkropt gemoed lucht te geven is te gedenkwaardig dan om het hier niet te laten volgen:

`Je sais Sire! que mon sort est entre vos mains. Vous pouvez faire de moi ce que vous voulez. Je ne crains pas la mort, après avoir sacrifié mon repos, ma santé et la plus grande partie de ma vie pour 1'amour de mes concitoyens. J'en appelle à leur conscience: j'en appelle même à celle des Anglais, s'ils peuvent me prouver de leur avoir eté devoué d'aucune manière, ou d'avoir commis aucun acte préjudiciable aux interêts de la Hollande ou de la France. Il est vrai que les Hollandais n'aiment point les Français; mais ils aiment enco­re moins les Anglais. Ils n'aiment que leur pays, et on les trouvera toujours fidèles au maitre qu'on leur donne. C'est à la religion qu'ils doivent ces prin­cipes.- Au reste je vous déclare, Sire! si d'autre nation que les Anglais, si les Anglais mêmes revenaient dans cette ville, je ne saurais faire autre chose, que ce que j'ai fait, c'est à dire, d'agir en honnête homme."

Door deze voor de vuist gesproken woorden rechtvaardigde de Burgemeester zich zelf als het Bestuur van de aangevoerde beschuldiging en dat zij op Napoleon een gewenschte uitwerking hadden wordt gewettigd door de getuigenis welke Groot-maarschalk Duroc kort na de audientie er van gaf: "Jamais encore , 1'Empereur n'a été harangué de cette manière, jamais encore il n'a dit: j'ai eu tort."

Napoleon was dus op zijn plaats gezet. Nog dient vermelding dat alvorens de stedelijke regeering de audientiezaal verliet, de Keizer zich nog eenigen tijd met haar over de belangen zoowel van Middelburg als van Zeeland onder­hield en den wensch uitte, dat er een commissie zou worden benoemd welke hem in een memorie die belangen zou voordragen.
Na de audientie hield het stedelijk Bestuur een conferentie met den prefekt d'Argençon omtrent de samenstelling dezer commissie, die gevormd werd uit een aantal der voornaamste en kundigste ingezeteten.