NAPOLEON gaat naar SINT -  HELENA Voorbereiding

 

Inleiding    Voorbereiding    Bronnen      

ZONDAG 6 aug. voor de kust van Engeland (vervolg zondag)

Gourgaud:

Om acht uur zien we in de verte een schip. We denken dat het de Northumberland is. Om elf uur zijn we er dichtbij en het escader begeeft zich naar Torbay, waar buiten de haven voor anker wordt gegaan.
De keizer stuurt eindelijk de lijst op van personen, die hem mogen volgen. Ik ben als vierde genoteerd. Bertrand brengt de lijst naar de admiraal met de opdracht van Zijne Majesteit er op aan te dringen dat hij bij hem komt.
Als deze aankomt, zegt hij dat de Engelsen niet willen, dat ik (Gourgaud) vertrek, maar dat de keizer er op staat. Keith, Cockburn en Bunbury maken hun opwachting bij Zijne Majesteit, die nogmaals protesteert tegen de behandeling, die men hem doet ondergaan. Hij stelt voor Las Cases aan te stellen en dat ik met drie officieren ook mee ga.
De admiraals overleggen, maar beslissen niets. Men geeft ons de gordels terug, die elk 16.000 francs bevatten. Monthoulon, opgejut door zijn vrouw, gaat naar de keizer en raadt hem aan mevr. Bertrand niet mee te nemen. De keizer aarzelt. Gaat Bertrand nu wel of niet mee?

Andriessen:

………….. en sir Henry Bunbury zal wel de goedheid willen hebben, u het besluit van Zijne Excellentie, lord Merville, eersten lord van de admiraliteit, in het Fransch voor te lezen."

Dit stuk, hetwelk we niet in zijn geheel mededeelen, luidde: dat het onbestaanbaar zou zijn met de verplichtingen van bet Britsche staatsbestuur omtrent hun koning en diens bondgenoo­ten, om den generaal Bonaparte de middelen of de gelegenheid te laten, andermaal den vrede van Europa te storen; dat het eiland St.-Helena hem tot verblijfplaats was aangewezen; dat de generaal, met uitzondering van de generaals Savary en l'Allemand, drie officieren kon uitkiezen, die met zijn heelmeester en twaalf bedienden te zijner keuze, hem naar zijn verbanningsoord zouden mogen vergezellen; dat de personen, die met hem zouden gaan, het eiland niet zouden mogen ver­laten, zonder verlof der Britsche regeering, en dat de tot opper­bevelhebber van de Kaap de Goede Hoop benoemde schout-­bij-nacht, George Cockburn, spoedig zeilree zou zijn, om generaal Bonaparte naar St.-Helena over te brengen.

Met de meeste kalmte had Napoleon de lezing van dat stuk aangehoord.
,,Heeft Uwe Majesteit ook iets ten aanzien van dit besluit in
't midden te brengen?" vroeg lord Keith.
„Niets anders, dan dat ik voor de ooren van geheel Europa protesteer tegen de handelwijs van het Britsche gouvernement," antwoordde hij kalm. „Het Engelsche ministerie heeft niet het minste recht, om op die wijs over mijn persoon te beschikken. Ik ben vrijwillig hier gekomen, mij toevertrouwende aan de gastvrijheid van de Britsche natie. Ik ben geen krijgsgevangene, en als ik het was, dan nog
zou ik eischen, behandeld te worden naar bet recht der volken; maar ik ben in het land gekomen als passagier op een uwer schepen, na vooraf den bevelhebber daarover te hebben gesproken. Had hij mij gezegd, dat ik een krijgsgevangene zou zijn, dan ware ik niet gekomen. Ik kwam aan boord van een Engelsch schip, dus op Engelsch territoir, zoo goed alsof ik in een uwer dorpen of steden ware gekomen. Ik eisch dus als Engelsch burger ontvangen te worden. Hoe­veel jaren schrijft de Engelsche wet voor, om bet burgerrecht te verkrijgen?"
,,Naar ik meen, vier," antwoordde sir Henry. „Welnu, laat de Prins-Regent mij dan vier jaren lang, als hij bet noodig oordeelt, onder surveillance plaatsen; Iaat hij mij een huis aanwijzen midden op uw eiland en dertig mijlen van elke zeehaven verwijderd; laat hij controle over mijn briefwis­seling doen uitoefenen, of wil hij liever mijn woord van eer - mij goed. Maar op St.-Helena kan ik geen drie maanden leven: het zou
mijn dood zijn. Ik ben gewoon, twintig mijlen op een dag af te rijden; wat zou ik op die kleine rots aan het eind der wereld doen ? Botanybaai is beter dan St.-Helena. Ik verkies den dood boven dat verbanningsoord. En wat zoudt ge aan mijn dood hebben, mijne heeren? Ik ben niet langer souverein. Welk gevaar kan er in zijn, dat ik als een gewoon burger in het hart van Engeland woon, en dan nog wel mij onderwerp aan al wat de Engelsche regeering zal goedvinden?"