NAPOLEON gaat naar SINT -  HELENA Voorbereiding



 Inleiding    Voorbereiding    Bronnen      

MAANDAG 7 aug. voor de kust van Engeland (vervolg)

Gourgaud:
Las Cases gaat om acht uur naar de admiraal. Hij mag zijn degen aanhouden en men zegt tegen ons, dat wij al onze wapens moeten afgeven. We mompelen dat we ze voor de dienst nodig hebben. Zijne Majesteit twijfelt nog of hij Bertrand wegens zijn vrouw zal mee nemen, maar zij schrijven hem een briefje met het gevolg dat zij ze meeneemt.
Cockburn komt tegen twaalf uur met een commissaris: hij kondigt aan dat we van boord gaan: de commissaris regelt het transport van de bagage, inclusief onderzoek ervan. Niemand van ons wil getuige zijn van dit gebeuren, waarbij Cockburn helpt.
Tachtig duizend francs van Zijne Majesteit worden in beslag genomen. Ik vraag de admiraal me mijn privé spullen te laten behouden. Hij weigert en zegt: “dat zijn dus die beroemde Franse officieren, die niet zonder hun privé spullen kunnen!”

Om tien uur neemt Zijne Majesteit afscheid van Rovigo en Lallemand. Hij weigert van de eerste de riem, die hij hem toevertrouwd heeft, terug te krijgen en geeft aan de tweede de scheepslading van de Dancis ter waarde van dertigduizend francs. Hij biedt Maitland een tabaksdoos aan, die deze weigert en hij geeft een set pistolen aan de kapitein der mariniers en zijn secondant.
We gaan van boord in een sloep; Bertrand, Las Cases, Monthoulon, ik , de dames Bertrand en Monthoulon en tenslotte de keizer.
Bij aankomst op de Northumberland staan alle matrozen aan dek; Zijne Majesteit salueert en praat met enkele officieren. Een zeilbootje vol met nieuwsgierigen botst tegen een kotter, twee of drie mensen verdrinken.
Voor het diner praat de keizer met dhr. Littleton en Lord Lowther, leden van het Parlement.
Het is zeven uur ’s avonds, wij dineren allen tezamen, daarna spelen we 21-en.

Om elf uur naar bed.
(NB. aan boord van de Northumberland bevonden zich op moment van aankomst van de keizer ook de heren Stanley en Hutchinson, beide gemeenteraadslid en vertegenwoordiger van minister Castlereagh. (herinneringen van gravin de Monthoulon)

Van Eijsden:

Napoleon stapt over van de Belléphoron op de Northumberland.
Om 11 uur komen Lord Keith, admiraal Cockburn en commandant Ross aan boord van de Bellérophon.
Men laat Napoleon weten dat het ogenblik van vertrek naar de Northumberland gekomen is. Hij laat echter geruime tijd op zich wachten. Admiraal Cockburn ergert zich hier zeer aan en dringt er op aan dat Napoleon tot wat meer spoed wordt gemaand. Lord Keith, een kalm en hoogstaand man, zegt ernstig: “Nee, nee, mensen die zoveel belangrijker zijn dan u en ik, hebben ook recht op meer égards. Laat hem rustig zijn tijd nemen!”
En eindelijk verschijnt Napoleon. Men heeft hem bijna een week lang niet gezien en de verandering, die zich zichtbaar in hem heeft voltrokken, is tragisch. Hij is altijd eenvoudig gekleed geweest (denk aan de lange grijze overjas en de zwarte driekante steek), maar hij zag er altijd onberispelijk uit. Nu hangen de kleren hem slordig om het lijf, hij is niet geschoren en zijn gezicht ziet lijkbleek en vertrokken. Zijn tred is onzeker en hij houdt de ogen neergeslagen. Met één blik kan men vaststellen dat hij zichzelf beschouwt als een man, die met het leven heeft afgedaan.
En toch verliest hij in dit uur van beproeving de hoffelijkheid niet uit het oog. Als de matrozen, die op een rij staan opgesteld, hem het saluut brengen, neemt hij automatisch de hoed af en knikt met een flauwe glimlach even tegen de mannen. Hij beantwoordt met waardige kalmte de groet van de admiraals en onderhoudt zich een poosje met kapitein Maitland (Bellérophon). Hij bedankt hem en zijn bemanning voor de attenties en de goede zorgen gedurende zijn verblijf op de Bellérophon.
Dan volgt het afscheid van Savary en Lallemand en die anderen, die hem trouw waren gebleven gedurende de honderd dagen en die nu naar het eiland Malta zullen worden overgebracht.

Even heerst er een doodse stilte, vlak voordat hij de Bellérophon verlaat. Dan, met een glimlach naar allen, die hij waarschijnlijk nooit meer terug zal zien, wendt hij zich naar de valreep.
Hij wuift nog een paar keer naar de bemanning en daalt de ladder af naar de sloep.

In die aangrijpende ogenblikken is hij de enige, die zijn kalmte heeft bewaard; zelfs de Engelsen zijn diep onder de indruk van het trieste van wat zij net hebben gezien. En het weer is somber en nevelig.