NAPOLEON gaat naar SINT - HELENA Voorbereiding |
MAANDAG 31 juli voor de kust van Engeland (dinsdag)
Aubry:
Direct na aankomst brengt de
admiraal hem in de salon en stelt hem voor aan Ross, de kapitein van het
schip, tezamen met enige van zijn hogere officieren, dan kolonel Bingham
(1) en enige heren, die men om een of andere reden bevolen had de
inscheping van Napoleon bij te wonen. Onder hen bevonden zich Lord Lowter en
Mr. Lyttleton, beiden leden van het parlement en waarmee Napoleon zich zeer
lang onderhield. “Mij op deze wijze gevangen houden,” zei hij herhaaldelijk
tegen Lyttleton, “bevlekt de eer en de vlag van Engeland.”
Aantekening:
1.
Sir George Bingham was bevelhebber
over het 53e infanterieregiment, dat ter versterking van het
garnizoen van Sint-Helena diende. Op het eiland had hij het bevel over alle
troepen. Hij had zich in de Spaanse Oorlog onderscheiden. Napoleon vond hem
vanaf het eerste moment sympathiek.
“Wij
zijn tegenover u geen verplichtingen aangegaan, het belang van Engeland
vereist, dat men u elke mogelijkheid om naar Frankrijk terug te keren,
ontneemt.” (Lyttleton)
“Misschien is dat wat u doet dapper. Grootmoedig is het niet. U handelt als
een kleine aristocratische macht, niet als een grote vrije staat! Ik ben
gekomen om mij in uw land te vestigen; ik wilde daar als eenvoudig burger
leven…”(Napoleon)
Lyttleton bracht daar wat verlegen tegen in, dat Napoleon in Frankrijk nog
vele aanhangers had, vroeg of laat zou hij hun oproep volgen als men hem zo
dicht in de buurt van Frankrijk liet.
“Nee, nee”, zegt Napoleon zeer levendig, “mijn loopbaan is geëindigd.” (1)
Aantekening:
1. uit: Lyttleton: Enige opmerkingen over de aankomst van Napoleon aan
boord van de Northumberland, Londen, 1836.
We verwijderen ons hier zeer ver van het verslag van Montholon. Een
niet-gepubliceerde brief van Cockburn aan zijn zuster Polly, gedateerd 9
augustus 1815, bevestigt Lyttletons verslag over Napoleons gedrag. “Hij
uitte zich meteen zeer heftig over de onrechtvaardige behandeling, die hij
van onze regering ondervond. Maar toen hij merkte dat zulke redenaties door
mij slecht ontvangen werden, hield hij daarmee op. Ik moest mij sterk
vergissen of het mij niet gelukt zou zijn deze rebelse heer een toontje
lager te laten zingen, zodat hij niet meer op de gedachte zou komen mij of
iemand anders nog te ergeren. Ik heb me ingespannen om hem en zijn
volgelingen duidelijk te maken dat zolang hij niet vergeet dat hij mijn
gevangene is, ik niet vergeten zal dat hij mijn gast is, waarmee hij zich
van zijn kant verzekerd weet van alle respect en hoffelijkheid, die ik hem,
normaal gesproken, kan bieden.” (Bibliotheek Thiers, deel 21).