NAPOLEON gaat naar SINT -  HELENA



 Inleiding    Voorbereiding    Bronnen      

WOENSDAG 23 aug. (donderdag)
Vaarweek 3

Gourgaud:
Mooi weer, goede wind. We varen tien knopen per uur. Om half twaalf zien we Potro-Santo; om twee uur Madeira. We zien veel verlaten eilanden; we zien veel roofvissen. Er wordt een sloep naar de kust gestuurd.

Aubry:
Op 23 augustus komt Madeira in zicht. Hete wind waait vanaf het Afrikaanse continent en bedekt alles met zandstof. De hitte is drukkend. Het Engelse eskader draait bij voor Funchal. Tijdens het diner schijnt de keizer vol gedachten te zijn. Daarginds het land, zo dichtbij, hij mag het niet betreden, dat laat hem drukkender de boeien van het gevangen zijn ondervinden. Na het eten staat hij aan dek en bekijkt het bergachtige eiland, de huisjes onder de palmen, “als bloemtoppen op trappen”.

De nacht is stormachtig. De schepen worden bijna op de kust gedreven, een fregat en een brik van het eskader drijven af. De Northumberland laveert heen en weer. Twee mastbomen breken af. ’s Morgens is de storm nog niet geluwd, de Engelse consul in Funchal, Wilch, komt met veel moeite aan boord.
Tijdens een wat rustiger periode laadt het schip runderen, schapen, gevogelte, groenten en fruit, drinkwater en Malvasierwijn (1) in. Napoleon komt tegen zijn gewoonte in vroeg aan dek. Hij volgt geďnteresseerd het overladen van de goederen.

Aantekening:
1. ”Deze wijn was uitstekend” , schrijft Mme de Montholon, “omdat we hem niet elke dag kregen, waren we van mening dat de admiraal ons er alleen van gaf, wanneer e zeer vriendelijk waren geweest.” Men was ook voorzichtig met drinkwater, omdat dat op de Northumberland slecht was

 

 

Louis Garrot:
‘Bij het ontbijt is hij in gedachten, gedeprimeerd.’.
‘Later, na het diner, loopt hij naar het achtersteven en kijkt aandachtig naar het eiland (Madeira) tot aan het moment, dat we voor Funchal bij het begin van de nacht bijdraaiden’.
Windvlaag ’s nachts.
Om 12 uur: 9 mijlen (lieuses) van Porto Santo.

(Nb. Een lieuse is een oude zeemijl (= een klein uur gaans = 4444 meter. Een lieuse marine (dit kan ook bedoeld worden!) = een zeemijl = 5555 meter. Opm.: rkv)

Aubry:
Rondom de middag vaart het met moeite weer verenigde eskader naar Sint-Helena af. Nog een bloedhete dag, daarna een koelere wind. Napoleon, die bedrukt en treurig scheen en nauwelijks gegeten had, voelt zich nu beter. De Northumberland heeft alle zeilen bijgezet. Hoe verder men naar het zuiden gaat, hoe vroeger de nacht aanbreekt. Daarom worden de avondgesprekken op het dek korter. Omdat de keizer nieuwsgierig schijnt te zijn de Canarische Eilanden van dichtbij te bekijken, laat de admiraal de vloot midden door de archipel tussen Gomera en Palma varen. Maar er ligt een dichte mist over de zee. Geen enkele passagier kan de top van Teneriffe ontdekken, die bij helder weer op zestig Franse mijlen zichtbaar is (1)

Aantekening:
1.Cockburn: “Overigens komt dat zelden voor. Maar op 80 zeemijlen, dus 130 km, ziet men hem zeer duidelijk in de hemel zweven
” .